Recent schreef een buddie uit een vorige online-cursus me: “Ik probeer alle maren bij het over de baren varen te enteren.”
Maar is een woordje van ons ego.
Het is het woordje van gelijkhalen.
Het is het woordje dat bij vergelijken wordt gebruikt.
Het is het woordje dat oordeelt naar de ander of naar zichzelf.
Gisteren kwam een meisje in mijn praktijk die in dat uurtje wel dertig keer ‘maar’ gebruikte.
Ik stel me de vraag of ‘maar’ een woord is dat van nature uit de mond van een kind komt.
Een kind is in oorsprong zorgeloos en blij.
Alle ‘maren’ houden ons weg van echt tevreden zijn.
Op de vraag of ze een eigen plekje had in het huis van de plus-papa…
‘maar’ die kamer is niet van mij helemaal alleen, er is een kast waaruit de plus-papa zijn schoenen staan, er staat daar een wasmachine.
Op de vraag of er dingen zijn die de plus-papa goed kan…
‘maar’ vanaf dat er een kruimeltje valt op de grond, moet ik direct opruimen. Ik mag niet wachten tot ik klaar ben met eten.
Om deze behoeften te uiten, zal ze nu nog haar mama nodig hebben. Ze kan het
Een overtuiging, een overleving begint meestal met een ‘maar’.
Onder elke overtuiging zit iets anders.
Alle ‘maren’ zijn excuses om te doen wat we écht moeten doen wil er verandering komen.
Ons meisje ‘mag’ een bordje aan haar deur hangen waarop staat ‘ ik wil even alleen zijn’.
Ze mag beleefd zeggen dat ze na het eten zal opruimen.
Ik voel de onderliggende angst
voor drama ( en het denken er de oorzaak van te zijn)
voor in de steek gelaten te worden
Dit is de waarheid die onder het vele ‘maren’ zit.
Hier ga ik mee aan de slag.
Ik vertel over lichtlijntjes, energetische verbindingen die er zijn tussen het hart van haar mama en haar hartje, tussen papa’s hart en haar hart.
Dat ik hoop dat er ooit een bril mag uitgevonden worden die die lijntjes laten zien
zodat kindjes niet meer het gevoel hebben alleen te zijn.
“ Is het als een laserstraal”, vraagt ze, “ die door de muren kan gaan?”
Ik zeg “Ja. Ook met je hond en je poes zijn die er…”
Ik wens dat ze elke dag deze straaltjes van liefde mag voelen,
dat ze nieuwe ervaringen mag opdoen
waarin ze deze angst mag overwinnen.
Ik hoop dat het stemmetje van ‘ik heb geluk dat’ het wint van het stemmetje van ‘maar ik mis…’
Ik reflecteer naar mezelf toe.
Waar gebruik ik nog een ‘maar’?
Ook mijn maren vertrouw ik toe aan baren en varen.